HET ZOEKEN NAAR WAARDEN IN EEN TIJDPERK VAN VERANDERING

Statements

HET ZOEKEN NAAR WAARDEN IN EEN TIJDPERK VAN VERANDERING

Een verklaring van Bahá’ í International Community ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Verenigde Naties

New York—2 October 2005

I.

In 1945 schonk de oprichting van de Verenigde Naties een visie aan een oorlogsmoede wereld over wat er mogelijk was in de arena van internationale samenwerking en werden nieuwe normen  vastgesteld om de verschillende volkeren en naties naar een vreedzaam samenleven te leiden. Met op de achtergrond de meest  rampzalige oorlog in de geschiedenis van de mensheid, was de oprichting van een wereldorganisatie voor de bescherming van de waardigheid, gelijke rechten en veiligheid van alle mensen en naties een buitengewoon staaltje van staatsmanschap. Zestig jaar later doen de vragen die zich de Conferentie van San Francisco voordeden, zich opnieuw gelden: Waarom hebben de huidige bestuurssystemen niet kunnen zorgen voor de veiligheid, welvaart en het welzijn van de wereldburgers? Welke verantwoordelijkheden hebben de naties tegenover hun buren en hun burgers? Welke fundamentele waarden zouden de betrekkingen moeten leiden tussen en in de naties om zeker te zijn van een vreedzame toekomst?

In de gezamenlijke poging om antwoorden op deze vragen te vinden raakt een nieuw paradigma ingeburgerd – dat van de onderlinge verbondenheid tussen de aard van onze eisen en onze welvaart. Of het nu gaat om armoede, de proliferatie van wapens, de rol van vrouwen, AIDS, wereldhandel, religie, milieubehoud, het welzijn van kinderen, corruptie, of de rechten van minderheidsgroepen – het is duidelijk dat geen van de problemen die de mensheid het hoofd moet bieden elk afzonderlijk op de juiste manier aangepakt kan worden. Het vervagen van nationale grenzen ondanks de crisistoestanden in de wereld heeft ongetwijfeld aangetoond dat het lichaam van de mensheid een organisch geheel is.[1] De praktische  gevolgtrekkingen van dit verschijnend model voor de hervorming van de Verenigde Naties staan in het middelpunt van de bijdrage van Bahá’í International Community ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van dit verheven lichaam.[2]

Het hervormingsproces van de Verenigde Naties moet gezien worden als deel van een globaal ontwikkelingsproces, te beginnen met de vroegste vormen van internationale samenwerking zoals de Volkerenbond en leiden tot verhoogde niveaus van beginselvastheid bij het besturen van menselijke aangelegenheden, vergemakkelijkt door de oprichting van de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de Mensenrechten, het zich ontwikkelende instituut van internationaal recht, de opkomst en integratie van onlangs onafhankelijk geworden staten, en de werkwijze voor regionale en mondiale samenwerking.  Alleen al de laatste vijftien jaar hebben de oprichting gezien van de Wereldhandelsorganisatie, het Internationaal Strafhof, de Afrikaanse Unie, de significante uitbreiding van de Europese Unie, de mondiale coördinatie bij campagnes in de burgermaatschappij en het verwoorden van de Millenium Development Goals – een  nooit eerder voorgekomen mondiale ontwikkelingsstructuur die bedoeld is om de armoede in de hele wereld uit te bannen. In de loop van deze ontwikkelingen, bleek de definitie van de soevereiniteit van de staat – een hoeksteen van het moderne stelsel van internationale betrekkingen en een basisprincipe van het Handvest van de Verenigde Naties – een onderwerp voor felle discussies: wat zijn de grenzen van de traditionele ideeën over soevereiniteit? Welke verantwoordelijkheden hebben de staten tegenover hun burgers en tegenover elkaar? Hoe moeten dergelijke verantwoordelijkheden uitgevoerd worden?[3]  Hoewel van ongelijke kwaliteit en vol tegenslag geven de zich ontwikkelende instellingen, bewegingen en dialoog blijk van een toenemende  neiging naar eenheid in mondiale zaken en vormen één van de algemeen verspreide kenmerken van sociale organisatie aan het eind van de 20ste en de beginjaren van het nieuwe millennium.

Waarom is de wereld dan, gezien het dramatische toenemen van technieken en fora voor samenwerking, zo ernstig onderling verdeeld? Waarom dan de wereldomvattende kwelling, die de betrekkingen tussen die van verschillende culturen, overtuigingen, religies, politieke  connecties, economische status en geslacht overvalt? Om deze vragen te beantwoorden moeten we onderzoek doen naar de wettelijk toegestane normen, politieke en economische theorieën, waarden en religieuze formuleringen, die het welzijn van de mensheid niet langer bevorderen. De vooruitgang van mannen en jongens ten koste van vrouwen en meisjes heeft de creatieve en materiële mogelijkheden van gemeenschappen om zich te ontwikkelen en hun problemen aan te pakken ernstig beperkt; het veronachtzamen van culturele en religieuze minderheidsgroepen heeft de oude vooroordelen die mensen en naties tegen elkaar opzetten geïntensiveerd; een onbeteugeld nationalisme heeft de rechten en kansen van burgers in andere landen met voeten getreden; in zwakke staten zijn uitbarstingen van conflicten, wetteloosheid en enorme stromen vluchtelingen; bekrompen economische agenda’s die materiële welvaart prijzen hebben vaak de  sociale en morele ontwikkeling die nodig is voor een rechtvaardig en goed gebruik van rijkdom gesmoord. Dergelijke crises hebben de grenzen van traditionele benaderingen van bestuur blootgelegd en de Verenigde Naties voor de onontkoombare kwestie over waarden geteld; welke waarden zijn geschikt om de naties en de volkeren uit de chaos van strijdige belangen en ideologieën te leiden naar een wereldgemeenschap die in staat is om alle niveaus van de menselijke samenleving te doordringen van de principes van gerechtigheid en eerlijkheid?

De kwestie van waarden en hun onlosmakelijke verbondenheid met religieuze en levens-beschouwelijke systemen is op het wereldtoneel verschenen als een onderwerp van bespreekbaar mondiaal belang, die niet door de Verenigde Naties genegeerd kan worden. Hoewel er in de Algemene Vergadering een aantal resoluties passeerde waarin de rol van religie bij het bevorderen van vrede en de behoefte aan het uitbannen van religieuze  onverdraagzaamheid behandeld werd[4], is het voor deze moeilijk om zowel de constructieve rol die religie kan spelen bij het tot stand brengen van een vreedzame mondiale orde als de destructieve invloed die religieus fanatisme kan hebben op de stabiliteit en vooruitgang van de wereld volledig te begrijpen.  Een groeiend aantal leiders en beraadslagende lichamen erkent dat dergelijke overwegingen van de rand naar de kern van de beraadslaging verplaatst moeten worden – een erkenning die tot volledig  begrip moet leiden van de krachtige invloed van met religie verbonden variabele waarden[5] over regeren, diplomatie, mensenrechten, ontwikkeling,  begrippen over rechtvaardigheid en collectieve veiligheid.[6] Noch de politieke leiders noch academici voorzagen zo’n wijdverbreide heropleving van religie in het publieke circuit en ook leidde de praktijk van internationale betrekkingen niet tot het ontwikkelen van de kennismiddelen om zich op een zinvolle manier met religie bezig te houden.[7] Onze overgeërfde begrippen van religie als een onbelangrijke en hinderlijke stem in het internationale publieke circuit bieden geen hulp bij het oplossen van de complexe problemen waarvoor de leiders van de naties in de wereld staan. In feite is een passende rol voor religie in het publieke circuit er een van de meest urgente kwesties van onze tijd.

Dat religies gemanipuleerd en gebruikt zijn om het uiterste te bereiken kan niet ontkend worden. Toch laat een zorgvuldige historische analyse zien dat de periodes met de grootste vooruitgang in de menselijke beschaving die waren waarin zowel geloof en verstand de kans hadden samen te werken, daarbij puttend uit de hulpbronnen van het totaal aan menselijk inzicht en ervaring. Zo kwamen bijvoorbeeld tijdens het hoogtepunt van de Moslimbeschaving wetenschappen, filosofie en de kunst tot bloei; een levendige cultuur van leren stimuleerde de menselijke verbeelding tot nieuwe hoogten, en legde onder andere de exacte basis voor veel van de hedendaagse technische vernieuwingen. Onder de verscheidene beschavingen van de mensheid, heeft religie in het kader van nieuwe morele codes en wettelijke normen voorzien, die uitgestrekte gebieden van de globe van brute en dikwijls anarchistische systemen in meer beschaafder vormen van bestuur hebben veranderd. Het bestaande debat over religie in het publieke circuit werden echter aan beide kanten  gestuurd door de stemmen en acties van extreme voorstanders –  degenen die hun religieuze ideologie met geweld opleggen, wier zichtbaarste vorm van uitdrukken terrorisme is –  en degenen weigeren dat er in het openbare circuit openlijk uitdrukking wordt gegeven aan geloof of overtuiging uitdrukking wordt gegeven. Toch is geen van beide representatief voor de meerderheid van de mensheid en geen van beide bevordert een blijvende vrede.

Op dit kritieke ogenblik in onze evolutie als mondiale gemeenschap, is het zoeken naar gedeelde waarden – behalve het botsen van uitersten – van het hoogste belang voor doelgerichte actie. Een bezorgdheid voor uitsluitend materiële overwegingen zal er niet in slagen de intensiteit te accepteren waarmee de religieuze, ideologische en culturele grootheden  vorm geven aan diplomatie en besluitvorming. Bij een poging om van een gemeenschap van naties die in de eerste plaats verbonden zijn door economische betrekkingen te komen tot een met gedeelde verantwoordelijkheden voor elkanders welvaart en veiligheid, moet de kwestie van waarden een centrale plaats innemen bij de beraadslagingen, verwoord en nauwkeurig bepaald worden. Hoewel de Verenigde Naties herhaaldelijk de noodzaak voor multilateralisme benadrukt heeft, zullen allen zulke pogingen, hoewel een stap in de goede richting,  geen voldoende basis vormen voor het tot stand brengen van gemeenschappelijkheid tussen naties; samenwerking alleen schenkt geen rechtmatigheid of de verzekering van gunstige resultaten die de bevolking ten goede komen. Om de beloften van het Handvest van de Verenigde Naties, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daaropvolgende verdragen en resoluties na te komen, kunnen we niet langer tevreden zijn met het passief tolereren van elkaars wereldbeschouwingen; wat nodig is is een actief zoeken naar die gezamenlijke waarden en morele principes, die de situatie van elke vrouw, man en kind, ongeacht ras, klasse, religie of politieke mening zullen verbeteren.

Wij houden staande dat de wereldorde die aan het verschijnen is en het proces van mondialisering dat deze bepaalt, gebaseerd moeten worden op het principe dat de mensheid een eenheid is. Dit principe, aanvaard en bevestigd als een algemeen begrip, voorziet in de praktische basis voor het organiseren van betrekkingen tussen alle staten en naties. Het toenemen van de  onderlinge verbondenheid tussen ontwikkeling, veiligheid en mensenrechten op wereldschaal bevestigt dat vrede en welvaart ondeelbaar zijn – dat het een land of gemeenschap geen blijvend voordeel kan opleveren als de welvaart van de naties als geheel ontkend of veronachtzaamd wordt. Het principe van de eenheid van de mensheid probeert niet de nationale autonomie te ondermijnen of de culturele en intellectuele verscheidenheid van de volkeren en naties der wereld te onderdrukken. Beter gezegd, het probeert de basis van de bestaande stichtingen in de samenleving te verbreden door op te roepen tot een onbevooroordeelde loyaliteit, een groter ambitieus doel dan enig ander dat het mensenras bezield. heeft. Het voorziet inderdaad is de morele stimulans die nodig is om de bestuursinstellingen om te vormen op een manier die  strookt met de behoeften van een steeds veranderende wereld.

Uit de leringen van het Bahá’í-geloof, leggen we u onderstaande visie voor, die door de leden van de bahá’í-gemeenschap in ongeveer 191 naties over de gehele wereld proberen te realiseren..

“Een wereldgemeenschap, waarin alle economische barrières voorgoed zullen zijn opgeheven en de onderlinge afhankelijkheid van kapitaal en arbeid definitief wordt erkend; waarin het getier van godsdienstig fanatisme en strijd voorgoed zal bedaard; waarin de vlam van rassenhaat tenslotte zal zijn gedoofd; waarin een enkele internationale wetgeving – het product van het weloverwogen oordeel van de vertegenwoordigers van de wereldfederatie – als strafmaatregelen de onmiddellijke en dwingende interventie van de gecombineerde legers der federale eenheden zal hebben; tenslotte een wereldgemeenschap waarin de woede van een grillig en strijdvaardig nationalisme zal zijn verandering in een blijvend bewustzijn van wereldburgerschap”[8]


II.

 

In het licht van de voorafgaande analyse en de reeks die door de Verenigde Naties in beraad wordt gehouden, geven we de volgende aanbevelingen als concrete stappen met betrekking tot de realisatie van een rechtvaardiger en effectiever systeem van de Verenigde Naties. Onze aanbevelingen richten op de rechten van de mens, het primaat van de wet, ontwikkeling, democratie en collectieve veiligheid.

 

De Rechten van de Mens en het primaat van de Wet

Er kan geen daadkrachtige en vreedzame internationale orde gesticht en gehandhaafd worden tenzij deze stevig gegrondvest is op de principes van gerechtigheid en het primaat van de wet. Een zich neerleggen bij zulke principes levert de vereiste stabiliteit en legitimiteit op die nodig zijn om de steun van de volkeren en naties te winnen die de bedoeling hebben dit systeem toe te passen. Wij geven de volgende aanbevelingen:

 

a.   De ernstige bedreigingen die religieus extremisme, intolerantie en discriminatie vormen verplichten de Verenigde Naties zich openlijk en serieus met deze kwestie bezig te houden. We doen een beroep op de Verenigde  Naties om het recht van het individu om van zijn of haar religie te veranderen ondubbelzinnig te  bevestigen ingevolge het Internationaal Recht. De Algemene Vergadering kan het Internationaal Gerechtshof, ingevolge Artikel 96 van het Handvest van de Verenigde Naties, verzoeken om advies mening uit te brengen over de kwestie inzake vrijheid van godsdienst of levensovertuiging.

Met name kan het Hof gevraagd worden of het principe van vrijheid van religie of levensovertuiging de status van jus cogens, internationaal gewoonterecht, heeft verworven, of dat het gewoon overgelaten aan elke staat om het te interpreteren. Een dergelijke verduidelijking zou helpen om de misleidende interpretaties van dit recht te elimineren en morele druk verlenen aan de veroordeling van beleidsvormen en praktijken die zich niet houden aan het principe van het niet discrimineren in zaken van religie of levensovertuiging.[9]

  1. Naast de structurele en functionele hervormingen van mensenrechtenapparaat van de Verenigde Naties moet de legitimiteit van dit apparaat hersteld worden door de consequente vasthoudendheid ervan aan de hoogste principes van gerechtigheid, inclusief die welke zijn uitgewerkt in het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Alleen op deze manier wordt de redelijkheid en het vertrouwen van de Lidstaten en hun burgers bewerkstelligd die vereist zijn om het mandaat ervan uit te oefenen.
  1. De Algemene Vergadering moet overwegen om een tijdpad uit te zetten voor de wereld-omvattende ratificatie van internationale verdragen voor mensenrechten.
  1. Het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, ondersteund door de vereiste morele, intellectuele en materiële bronnen, moet nu de vaandeldrager worden op het terrein van de mensenrechten en een effectief werktuig bij het verlichten van het lijden van personen en groepen wier rechten hen worden ontzegd.

1.   Als een van de meest effectieve instrumenten voor de bescherming van de mensenrechten, moeten Speciale Procedures voldoende budget en administratieve ondersteuning krijgen. Samenwerking tussen regering en de Speciale Procedures moet niet beperkt blijven tot toelating tot het land in kwestie, maar even belangrijk, moet ook de volledige aandacht voor daaruit voortvloeiende aanbevelingen inhouden. Daarover moet nagedacht worden in de interactieve dialoog tussen de Rapporteur en de Lidstaten.

  1. De sectie Voorlichting van het Bureau van de Hoge Commissaris moet uitgebreid worden om het mogelijk te maken dat de resoluties van de Commissie voor de Rechten van de Mens/ Raad voor de Rechten van de Mens, aanbevelingen van de Speciale Procedures en slotopmerkingen van de lichamen die het verdrag doorlichten meer bekendheid krijgen in de media . Dit kan bijvoorbeeld door het vertalen van documenten in de desbetreffende nationale talen inhouden zodat er meer publiciteit kan komen.
  1. Het Bureau van de Hoge Commissaris, samen met de Raad, moeten hun vruchtbare engagement met non-gouvernementele organisaties voortzetten, die, vanaf het begin positief heeft bijgedragen aan zowel het werk van het Bureau als aan de ontwikke-ling van het vermogen van non-gouvernementele organisaties om in dit verband betekenis volle interactie te tonen.

 

Ontwikkeling

De kern van de ontwikkeling van de mensheid moet het inzicht zijn dat mensen onvervangbare hulpbronnen zijn in een veranderingsproces dat in eigen behoeften voorziet. Het is de uitdaging om methodes te vinden die hen de kans geven dit potentieel in al zijn aspecten volledig te laten zien. Ontwikkeling omschreven in termen van bepaalde plannen van ´modernisering`, lijkt echter precies te verwijzen naar die processen, welke de overheersing van de materiële ambities van mensen van hun geestelijke doelen bevorderen. Hoewel de zoektocht naar een wetenschappelijk en technologisch moderne samenleving een centraal doel van de ontwikkeling van de mensheid is, moet deze zijn educatieve, economische, politieke en culturele structuren baseren op het concept van de geestelijke natuur van het menselijk wezen en niet alleen op zijn of haar materiële behoeften  Wij geven hier de volgende aanbevelingen:

  1. Het vermogen van mensen om deel te nemen aan het ontwikkelen en toepassen van kennis is een essentieel onderdeel van de ontwikkeling van de mensheid. Daarom moet er prioriteit gegeven worden aan de opleiding van meisjes en jongens, vrouwen en mannen om hen in staat te stellen de weg van hun eigen ontwikkeling uit te stippelen en hun kennis toe te passen in dienst van de grotere gemeenschap. De Verenigde Naties zouden in overweging moeten nemen dat op het punt van  economische investering, de opleiding van meisjes misschien wel het hoogste rendement oplevert van alle investeringen die er zijn in de ontwikkelingslanden daarbij rekening houdend met zowel  persoonlijke voordelen als de winst voor familieleden en de gehele gemeenschap.[10]
  1. Wij vragen de Verenigde Naties te overwegen om de vijf geestelijke principes, die als basis kunnen dienen voor het opstellen van richtlijnen voor de ontwikkeling van de mensheid, te gebruiken naast de bestaande maatregelen voor ontwikkeling. Deze principes zijn: eenheid in verscheidenheid, onpartijdigheid en rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid van de seksen, betrouwbaarheid en moreel leiderschap en de vrijheid van geweten, denken en religie.[11]
  1. De rijke landen in de wereld hebben een morele plicht om storende maatregelen rond export en handel te schrappen die de toelating van landen die problemen hebben met deelname aan de wereldmarkt verbieden. De Monterrey Consensus die het belang erkent van het scheppen van een ‘opener, op regels gebaseerd, niet-discriminerend en rechtvaardig’ handelssysteem is een stap in de goede richting.[12]
  1. Naast hervorming van de handelssystemen moeten  landen de toevloed van werk vergemakkelijken en zich bezighouden met de ontmenselijkende invloed van mensenhandel, die leidt tot wijdverbreide economische en seksuele uitbuiting van mensen die een beter leven zoeken.

 

Democratie

Wij smeken de internationale gemeenschap om democratie en een vrij gekozen regering als een universele waarde te zien. De maatstaf voor bespreking en het zoeken van de waarheid, die vereist is voor de realisatie van doelen  door de Verenigde Naties gesteld, moet de patronen van  partijgeest, protest en compromis die de huidige discussies over menselijke aangelegenheden vaak kenmerken, ver te boven gaan. Waar we behoefte aan hebben is een consultatief proces – op alle niveaus van bestuur – waarbij individuele deelnemers er naar streven verder te reiken dan hun respectieve gezichtspunten, om zo te functioneren als ledematen van een lichaam met eigen belangen en doelen. Door deelname en eenheid in doel, wordt beraadslaging de goedwerkende  uitdrukkingskracht van rechtvaardigheid in menselijke aangelegenheden. .Zonder dit van principes voorziene programma, valt democratie ten prooi aan de buitensporigheden van individualisme en nationalisme, die aan de structuur van de gemeenschap trekken – zowel nationaal als mondiaal.

Naast het besturen van materiële zaken is regeren een morele taak. Het is het tonen van een mandaat -  een verantwoordelijkheid om de leden van de sociale staat te beschermen en te dienen. Het toepassen van democratie zal slagen in zoverre zij wordt bepaald door principes die in harmonie zijn met de zich geleidelijk ontwikkelende belangen van een snel volwassen wordend mensenras.  Deze houden in: betrouwbaarheid en integriteit die nodig zijn om het respect en de steun van de degene die bestuurd worden te winnen; transparantie; beraadslaging met degenen waarvoor de genomen besluiten bedoeld zijn; objectieve vaststelling van behoeften en wensen van de gemeenschappen die men dient; en het juiste gebruik van wetenschappelijke en morele bronnen.[13] Wij doen de volgende aanbevelingen:

  1. Om zich te verzekeren van de rechtmatigheid, het vertrouwen en de steun  die nodig zijn voor het realiseren van de doelen, moet de Verenigde Naties de democratische gebreken in zijn eigen afdelingen en overleg aanpakken.
  1. Diepgaand overleg over de dringende kwesties van de dag eist van de Verenigde Naties dat er manieren ontwikkeld worden voor de opbouwende en systematische betrokkenheid met de organisaties in de burgermaatschappij (inclusief zakelijke en religieuze organisaties), maar ook leden van nationale parlementen. De betrekking tussen organisaties in de burgermaatschappij, parlementariërs en de gebruikelijke diplomatieke processen van de Verenigde Naties moet er niet een van competitie maar liever een aanvullende, geworteld in de erkenning dat de relatieve krachten van alle drie de samenstellende delen nodig zijn voor doeltreffende besluitvorming en de daarop volgende uitvoering.[14]  Wij verzoeken de Verenigde Naties dringend aan de voorstellen die in het Report of the Panel of Eminent Persons on UN-Civil Society Relations serieus aandacht te schenken.[15]
  1. Een gezonde democratie moet gebaseerd zijn op het principe van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en gelijke erkenning van hun bijdrage aan de vestiging van een rechtvaardige samenleving. Bij hun inspanningen om democratie te bevorderen moeten de Lidstaten van de Verenigde Naties alert werken aan het meedoen van vrouwen in alle facetten van het bestuur in hun respectieve landen. Dit is geen voorrecht maar een praktische noodzakelijkheid voor het bereiken van de hoogstaande en complexe doelen waarmee de Organisatie thans geconfronteerd wordt.
  1. Het zinvol integreren van minderheidsgroepen in democratische processen is van essentieel belang – zowel om de minderheden in bescherming te nemen tegen het misbruiken van het verleden en om hun participatie en verantwoordelijkheid voor het welzijn van de samenleving aan te moedigen. Wij verzoeken de Lidstaten dringend in hun werk de democratie te bevorderen, te streven naar de volledige deelname van minderheden – behorend tot enig geloof, ras of klasse – aan het proces waarin de doelen vastgesteld worden en aan de besprekingen. Aangezien het culturele karakter van staten steeds meer verandert en uiteenlopend wordt, kan geen enkele culturele of religieuze groep aanspraak maken op de geschikte definitie van het nationaal belang. 

 

Collectieve Veiligheid

We verwelkomen de pogingen van de Verenigde Naties om een bredere visie op collectieve veiligheid onder woorden te brengen, die gebaseerd is op het begrip dat in onze onderling verbonden wereld, een bedreiging van de een de bedreiging van allen is. Het Bahá’í-geloof voorziet in een systeem van collectieve veiligheid binnen de structuur van een mondiale federatie, een federatie waarin nationale grenzen vast bepaald zijn en omwille van wie alle naties van de wereld bereidwillig afstand zullen doen van alle rechten om wapens te behouden behalve voor  het doel om  de interne orde te handhaven.[16] Hoewel bekend met de ernstige tekortkomingen van het huidige systeem van collectieve veiligheid, vragen wij de Veiligheidsraad dringend om zijn Resolutie over “Vrouwen, Vrede en Veiligheid,[17] die een mijlpaal is, omdat daarin voor de eerste keer in de geschiedenis de nood van vrouwen en meisjes tijdens conflicten en in situaties na conflicten[18] en hun voortdurende rol bij het bevorderen van vrede erkend worden.

Wij doen de volgende aanbevelingen:

  1. Om zich te richten op het gebrek aan democratie en de aanhoudende politisering van de Veiligheidsraad moet de Verenigde Naties  ten gepaste tijde stappen ondernemen voor het aannemen van een procedure die uiteindelijk het permanente lidmaatschap en de macht van het vetorecht elimineert.[19] Naast procedurele hervormingen, zijn ook een wezenlijke verandering in houding en gedrag noodzakelijk. Lidstaten moeten erkennen dat zij, door het hebben van een zetel in de Veiligheidsraad en als ondertekenaars van het Handvest van de Verenigde Naties, een belangrijke morele en wettelijke verplichting hebben om te handelen als gevolmachtigden van de gehele gemeenschap van naties, niet als pleitbezorgers van hun eigen nationale belangen.[20]
  1. Er moet een definitie van terrorisme aangenomen worden. Wij zijn het eens met de Secretaris-Generaal die het terrorisme karakteriseert als om het even welke daad, “die bedoeld is om de dood of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken van burgers of non-combattanten, met het doel een bevolking te intimideren of een Regering of een internationale organisatie te dwingen van een willekeurige handeling af te zien of uit te voeren.” Bovendien, is het noodzakelijk dat problemen zoals terrorisme consequent moeten worden aangepakt in verband met andere kwesties die de samenleving ontwrichten en destabiliseren.[21]
  1. Wij vragen de Verenigde Naties met klem de nodige stappen te ondernemen om de deelname van vrouwen uit te breiden op alle niveaus van besluitvorming van conflictoplossing en vredesprocessen, plaatselijk, nationaal; en internationaal, inclusief het Department of Peacekeeping Operations. [22]

Wij zijn van mening dat de taak om een vreedzame wereld stichten berust bij de leiders van de naties in de wereld vanwege de enorme verantwoordelijkheden die zij nu hebben. Het is nu hun uitdaging om het vertrouwen en het geloof van hun burgers te herstellen in henzelf, hun regering en de instellingen van internationaal bestuur door een verklaring van persoonlijke integriteit, oprechtheid in doelstelling en standvastig engagement aan de hoogste principes van rechtvaardigheid en de noodzakelijke eisen van een wereld die hongert naar eenheid. De grote vrede waarnaar de volkeren en naties van de wereld lang hebben uitgekeken ligt nu binnen ons bereik.



[1] Daar waar de Verenigde Naties een begin heeft gemaakt met het formeel erkennen  dat mensenrechten en collectieve veiligheid van elkaar afhankelijk zijn, klonk er in de bijdragen vanuit de organisaties van burgers in de samenleving een zodanig eensluidend  toekomstperspectief door, zoals bijvoorbeeld tijdens de Wereldconferenties van de VN, waaronder de Conference on Environment and Development (1992), de World Confrence on Human Rights (1993), World Conference on Population and Development (1994), de Fourth World Conference on Women (1995), de World Summit for Social Development (1995) en de United Nations Conference on Human Settlement (1996)

[2] Bahá’í International Community is, vanaf de oprichting van de Verenigde Naties 1945,  in haar hoedanigheid als internationale non-gouvernementele organisatie actief betrokken geweest bij de VN. Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de VN, overhandigde Bahá’í International Community aan de Secretaris-Generaal haar voorstellen tot herziening van het Handvest, gebaseerd op de erkenning dat “echte soevereiniteit niet langer ligt bij de instituten van de nationale staat omdat de naties van elkaar afhankelijk zijn geworden; dat de bestaande crisis zowel moreel; en geestelijk als politiek is; en dat men de huidige crisis alleen te boven kan komen door het bereiken  van een  wereldorde die representatief is voor de volkeren in de wereld en de naties van de mensheid. (BIC, “Proposals for Charter Revision Submitted to the United Nations by the Bahá’í International Community” [1955] ,‘The Bahá’í World 1954-1963, Vail-Ballou Press, Inc., Binghamton. New York, 1970). In 1995 gaf de Internationale Bahá’í Gemeenschap een verklaring uit ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de VN, waarin de steeds toenemende onderlinge onafhankelijkheid van de mensheid en de aangeboden voorstellen voor de opleving van de Algemene Vergadering, de ontwikkeling van de uitvoerende taak, versterking van het Internationaal Gerechtshof, het bevorderen van economische en morele ontwikkeling, mensenrechten en de vooruitgang van vrouwen (Bahá’í International Community, Turning Point for All Nations, (Keerpunt voor alle Naties) Bahá’í International Community’s United Nations Office, New York, 1995). Tijdens haar hele geschiedenis van verbondenheid met de Verenigde Naties heeft BIC haar visie en ervaring bijgedragen door suggesties die te maken hebben met o.a. de vooruitgang van vrouwen, mensenrechten, het milieu, welvaart in de wereld en economische ontwikkeling.  

[3]  Als antwoord op de nalatigheid van de internationale gemeenschap om te bemiddelen, of daadkrachtig in te grijpen, in de ernstige crisistoestanden, zoals in Somalië, Bosnië, Kosovo en Rwanda, stelde de Canadese regering in 2000 een commissie in om zich bezig te houden met de kwesties betreffende de legale, morele, operationele en politieke aspecten van humanitaire interventie. De International Commission on Intervention and State Sovereignty   zijn bevindingen en de centrale principes in een rapport van 2001, met de titel, Responsibility to Protect. Het opnieuw  nalaten om daadkrachtig in te grijpen in de crisistoestanden in Darfoer, Soedan heeft de  dringende behoefte aan de definitie van legale normen en operationele normen voor interventie zelfs nog groter gemaakt. 

[4]  Bijvoorbeeld, “Promotion of Interreligious dialogue” (A/RES/59/23), de “Promotion of religious and cultural understanding, harmony and cooperation” (A/RES/56/6), de “Elimination of all forms of religious intolerance”(A/RES/59/199) en het rapport van de Directeur-Generaal van UNESCO (A/59/201) aan de 59ste Zitting van de Algemene Vergadering van de VN “Promotion od religious and cultural understanding, harmony an cooperation” (A/RES/58/128)

[5] Hiertoe behoren o.a. religieuze leerstellingen en uitleg ervan, volgelingen van religies, religieuze leiders en instellingen.

[6] Hoewel een gedetailleerde buiten het kader van deze verklaring valt behoren voorbeelden van de heropleving als een zaak van urgent politieke belang ook: wijdverbreid geweld in naam van religie; verspreiding van religieus fundamentalisme en zijn grote invloed op politieke regimes; toenemende spanning tussen religie en het beleid van staten; uitdagingen bij het oprichten van nationale en regionale bestuursstructuren geschikt om te voldoen aan de eisen voor eerlijke vertegenwoordiging vanuit verschillende religieuze groeperingen; sociale, politieke en economische integratie van religieuze minderheidsgroepen; botsingen tussen religieuze en burgerlijke wetten; Invloed van religie in internationale fora voor beleid (bijv. de  International Conference on Population and Development, Cairo, 1994; de  Fourth World Conference on Women, Beijng, 1995); schending van mensenrechten in naam van religie inclusief het recht om van religie te veranderen. Dergelijke ontwikkelingen worden geplaatst tegenover de toenemende inspanningen op het gebied van de interreligieuze dialoog en de samenwerking tussen religieuze leiders en hun gemeenschappen. De indrukwekkende mondiale netwerken door religie geïnspireerde charitatieve en humanitaire organisaties en bewegingen vestigen de aandacht op de morele aspecten van mondiale economische integratie; de intellectuele en morele erfenis van religies bij het verwoorden van morele principes (bijv.  ethiek van de rechtvaardige oorlog); het vermogen van religies om individuen en groepen naar onbaatzuchtigheid, geweldloosheid en verzoening te brengen.   

[7] Verscheidene factoren hebben bijgedragen aan de bijna volledige verwerping van religie in concepten van internationale betrekkingen. Ten eerste, de sociale wetenschappen werden gebaseerd op werken van degenen die geloofden dat religie plaats maakte voor rationele en wetenschappelijke denkwijzen, die wat zij zagen als onwetendheid en bijgeloof veroorzaakt door religie, de kop zouden indrukken, daarbij een periode van moderniteit aankondigend. Ten tweede, “niet alleen was de theorie over internationale betrekkingen (zoals andere sociale wetenschappen)gebaseerd op de overtuiging dat religie als een onbelangrijke factor uit de wereld  aan het verdwijnen was, er kan ook beweerd  worden dat de moderne context voor de betrekkingen tussen staten gebaseerd was op doelbewuste seculiere principes. Het moderne concept voor de territoriale staat, de basis voor moderne internationale betrekkingen, werd verwoord door de Treaty of Westphalia in 1648,”die, was samengesteld om de Dertigjarige Oorlog tussen de protestante en katholieke staten te beëindigen. Door dit te doen werd een vorm ontwikkeld voor betrekkingen tussen staten waarin  geen plaats was voor religie.” (Jonathan Fox en Shemuel Sandler (2005), “The Question of Religion and World Politics,” Terrorism and Political Violence, 17:296-298)

[8] Shoghi Effendi, “Het doel van een Nieuwe Wereldorde”[1931], The Worldorder of Bahá’u’lláh (Wilmette, Ill.: Bahá’í Publishing Trust, 1991)

[9] Bahá’í International Community, Freedom to Believe (Bahá’í  International Community’s United Nations Office, New York, 2005)

[10]  Volgens de Wereldbank,  hebben ontwikkelde vrouwen, behalve dat ze productiever zijn op de arbeidsmarkt, kleinere gezinnen, sterven er minder van hun kinderen op kleuterleeftijd en zijn de overlevende kinderen gezonder en beter ontwikkeld. Ontwikkelde vrouwen zijn ook beter uitgerust om betaald werk te gaan doen, wat belangrijk is voor de vele gezinnen in de ontwikkelingslanden waar een vrouw aan het hoofd van het gezin staat. Naties met hogere aantallen vrouwelijke leerlingen vertonen hogere niveaus van productiviteit, lager vruchtbaarheid, lagere kinder- en moedersterfte en een langere levensverwachting dan landen waarin nog geen grotere aantallen meisjes naar school gaan. ( World Bank, “The Benefits of Education for Women (1993), URL: www.worldbank.org/html/extdr/hnp/hddflash/hcnote/hm002.html

[11] Zie voor een uitgebreide uiteenzetting: Bahá’í International Community, Valuing Spirituality in Development: Initial Considerations Regarding the Creation of Spirituality Based Indicators for Development, een concept geschreven  voor de World Faiths Development Dialogue, Lambeth Palace, Londen (The Bahá’ í Publishing Trust: Londen 1998)

[12]  The Monterrey Consensus, (A/CONF.198/11)

[13] In de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw boekte de wereld opvallend vooruitgang door de weg vrij te maken voor  politieke systemen en de uitbereiding van politieke vrijheden. Meer dan 18 landen zetten belangrijke stappen naar democratie en vandaag de dag worden in 140 van de bijna 200 landen meerpartijenverkiezingen te houden—meer dan ooit tevoren. Gallup International’s Millenium Survey (1990) ontdekte dat van de 50.000 mensen die in 60 landen meededen aan het onderzoek, minder dan eenderde van mening was dat hun land bestuurd werd door de wil van het volk. Slechts 1op de 10 ondervraagden zei dat de regering van hun land beantwoordde aan de wil van het volk. 

[14] Gedurende de laatste vijf jaar heeft de Verenigde Naties talrijke voorbeelden voor innovatief besturen ontwikkeld. In 2000 heeft de Economische en Sociale Raad van de VN een Permanent Forum voor Inheemse Zaken opgericht om als adviserend lichaam voor de Raad te dienen bij inheemse zaken die te maken hebben met sociale en economische ontwikkeling, cultuur, het milieu, opvoeding, gezondheid en mensenrechten, als hoogtepunt van een tientallen jaren durende strijd van inheemse volkeren om een plaats terug te krijgen binnen de wereldgemeenschap; in juni 2005 hield de Algemene Vergadering –voor de eerste keer – interactieve hoorzittingen met de burgermaatschappij en de particuliere sector waarin ongeveer 200 non-gouvernementele organisaties hun visies in overweging aan de Lidstaten  gaven over de hervorming van de Verenigde Naties als voorbereiding op de United Nations World Summit in 200; in juni 2005 een organiseerde een uit drie partijen bestaande samengekomen groep, bestaande uit een kerngroep van Lidstaten (Argentinië, Banladesh, Duitsland, Ecuador, Filippijnen, Gambia,  Indonesië, Iran, Kazakstan, Maleisië, Marokko, Senegal, Spanje, Thailand en Tunesië), burgermaatschappij, de UNESCO (United Nations Educational, Social and Cultural Organzation) en het Deparment of Economic and Social Affairs een conferentie met de titel Interfaith Cooperation for Peace, die tot doel had  stof aan te dragen voor de 2005 World Summit over strategieën om interreligieuze samenwerking voor vrede te bevorderen. Het was de eerste keer dat  in een door Lidstaten geïnitieerde conferentie werd georganiseerd en geleid  en samengewerkt door Lidstaten, de burgermaatschappij en organisaties van de Verenigde Naties. Gezien de interessante problemen biedende aard van het onderwerp, voorzag de organisatorische benadering in een nuttig sjabloon voor gelijksoortige pogingen in de toekomst. Ook vermeldenswaard is dat in 2002 de International Parlementary Union de status van permanent waarnemer bij de Algemene Vergadering kreeg, waarmee nieuwe vormen van samenwerking in beweging werden gezet.

[15] Panel of Eminent Persons on UN-Civil Society Relationships. We the Peoples: Civil Society, the UN and Global Governance: New York, 2004)

[16] Om het systeem tot een succes te maken zijn eenheid, macht, soepelheid, en de publieke mening belangrijk: eenheid in denken en doel onder de permanente leden, macht om de juiste kracht te gebruiken om de werkzaamheid van het systeem  veilig te stellen, soepelheid om  het systeem de kans te geven te voldoen aan de erkende noden van de   gekwelde handhavers en universele publieke mening – die van vrouwen en mannen – om zeker te zijn van gezamenlijke actie.

[17] Security Council Resolution 1325 (S/RES/1325 (2000)

[18] Het is typerend dat oorlogen en conflicten weinig onderscheid maakten tussen strijders en burgers en tussen volwassenen en kinderen. Toch treffen gewapende conflicten vrouwen en meisjes op een andere manier dan mannen en jongens. Zo verhogen verkrachting en seksueel geweld, bedreven door de gewapende  strijdkrachten, of ze nu van de regering of andere daders zijn, inclusief de vredesmachten, de verspreiding van HIV/AIDS en andere seksueel overdraagbare ziekten. De meeste slachtoffers van HIV/AIDS in de ontwikkelingslanden zijn vrouwen en meisjes. Ten gevolge van deze ziekte blijven miljoenen wezen achter die in de meeste gevallen verzorgd worden door oudere vrouwen. 

[19] Hoewel het vetorecht vaak heeft gediend als een belangrijke bescherming tegen het verpletterende gevoel van meerwaardigheid, heeft het ook daadkrachtige actie belemmerd tegen landen die een bedreiging voor hun buurlanden vormen. Een interim maatregel kan misschien inhouden het vetorecht niet te gebruiken in kwesties als genocide of andere grove bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid.

[20] Het Handvest van de Verenigde Naties verklaart: “ Ten einde een doeltreffend optreden van de Verenigde Naties te verzekeren, dragen de Leden de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid in de eerste plaats op aan de Veiligheidsraad, en stemmen zij er in toe dat de Veiligheidsraad, bij de uitvoering van de uit die verantwoordelijkheid voortvloeiende taken, in hun naam handelt.”(artikel 24; uitgave van de Verenigde Naties, Afdeling Voorlichting, 1989)

[21] Onder dergelijke ontwrichtende en destabiliserende factoren vallen o.a.: het falen van regeringen om religieuze en etnische minderheden zinvol te integreren, grotere toegankelijkheid tot wapens; de destabilisatie en ineenstorting van regeringen; en een algemeen gevoel van sociale, politieke, economische, culturele crisis – deze dragen alle bij tot heet scheppen van een omgeving die gewelddadige ,radicale ideologieën zou kunnen nodigen om ingeburgerd te raken en tot bloei te komen.

[22] Dit vereist de implementatie van het strategisch actieplan van de Secretaris-Generaal (A/49/587), dat er toe oproept dat vrouwen meer en meer meedoen op het vlak van besluitvorming voor conflictoplossing en vredesprocessen. Lidstaten moeten dit doorvoeren vanwege hun verplichting en tegenover het Internationaal recht volgens  Resulutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad.